Bijvoet of Gemene Alsem, Artemisia Vulgaris, is een inheemse plant met paarsachtige stengels, donkergroene bladeren en on schijnbare gele bloempjes, die tot anderhalve meter hoog kan worden. Hij groeit in het wild vaak op braakliggende grondstukken en is een belangrijke waardplant. Oorspronkelijk komt het kruid uit de gematigde klimaatzones van Azië, maar is nu in grote delen van de wereld te vinden. De plant behoort tot de Asteraceae familie, een familie met wereldwijd ruim 250 soorten.
De bladeren en bloemscheuten, die zowel vluchtige olie als bitter stoffen en looizuur bevatten, worden vanouds als keuken kruid gebruikt. Het blad wordt meestal gebruikt als vulling in vleesschotels vooral bij vet vlees. Jonge bladeren kunnen als groente gegeten worden. Uit oude verhalen wordt niet duidelijk of Bijvoet gebruikt werd vanwege zijn neutraliserend effect op vette spijzen of om zijn kruidige smaak.
Bijvoet was voor de oude Germanen een heilige plant. In christelijke tijden werd het kruid meer gezien als een heksenplant en gebruikt in magische rituelen ter bescherming tegen gevaar en het boze. Het werd aan allerlei magische recepten toegevoegd.
De faam als geneeskrachtig kruid vindt zijn oorsprong in middeleeuws bijgeloof. Het kruid werd gebruikt om reizigers te beschermen tegen boze geesten en wilde dieren.
Met Bijvoet in de schoenen kon men voettochten maken zonder dat de voeten moe werden, vandaar de naam bij-voet. Ook heden wordt het nog wel gebruikt als additief in voetbaden.
De wortel van Bijvoet werd aan de huisdeur of een muur bevestigd om de duivel en andere boze geesten te bannen. Gevlochten kransen van Bijvoet moesten huis of schuur beschermen tegen brand of blikseminslag.
Bijvoet was vroeger bekend als Mater Herbarum (moeder van de kruiden) en was heilig voor de Angelsaksen, zoals beschreven staat in het Lacnunga manuscript.
In de folklore werd het kruid bekend als Cingulum Sancti, of ook wel als Johannis gordel. Een legende vertelt dat Johannis de Doper een van Bijvoet bladeren gevlochten krans om zijn middel droeg. Hieruit ontstond een gewoonte om tijdens de midzomernacht rond een vuur te dansen en hierin kransen van Bijvoet te werpen. De draagster/drager van de krans zou dan het hele jaar tegen gevaar en ziekte beschermd zijn. Men wist in die tijd ook al dat de plant afdrijvende eigenschappen had. In vroegere tijden werd Bijvoet in de volksgeneeskunde gebruikt voor de behandeling van epilepsie en Sint vitusdans.
Eeuwenlang is de Bijvoet in verbinding gebracht met waarzeggerij en bijgeloof en is de werkelijke heilzame werking in vergetelheid geraakt. Er is geen enkel geneeskrachtig kruid wat heden zo onbeduidend geworden is als Bijvoet. Toch wordt het in de volksgeneeskunst van diverse landen noch zeer gewaardeerd wegens zijn heilzame werking op de vrouwelijke constitutie.
De bladeren en bloemscheuten, die zowel vluchtige olie als bitter stoffen en looizuur bevatten, worden vanouds als keuken kruid gebruikt. Het blad wordt meestal gebruikt als vulling in vleesschotels vooral bij vet vlees. Jonge bladeren kunnen als groente gegeten worden. Uit oude verhalen wordt niet duidelijk of Bijvoet gebruikt werd vanwege zijn neutraliserend effect op vette spijzen of om zijn kruidige smaak.
Bijvoet was voor de oude Germanen een heilige plant. In christelijke tijden werd het kruid meer gezien als een heksenplant en gebruikt in magische rituelen ter bescherming tegen gevaar en het boze. Het werd aan allerlei magische recepten toegevoegd.
De faam als geneeskrachtig kruid vindt zijn oorsprong in middeleeuws bijgeloof. Het kruid werd gebruikt om reizigers te beschermen tegen boze geesten en wilde dieren.
Met Bijvoet in de schoenen kon men voettochten maken zonder dat de voeten moe werden, vandaar de naam bij-voet. Ook heden wordt het nog wel gebruikt als additief in voetbaden.
De wortel van Bijvoet werd aan de huisdeur of een muur bevestigd om de duivel en andere boze geesten te bannen. Gevlochten kransen van Bijvoet moesten huis of schuur beschermen tegen brand of blikseminslag.
Bijvoet was vroeger bekend als Mater Herbarum (moeder van de kruiden) en was heilig voor de Angelsaksen, zoals beschreven staat in het Lacnunga manuscript.
In de folklore werd het kruid bekend als Cingulum Sancti, of ook wel als Johannis gordel. Een legende vertelt dat Johannis de Doper een van Bijvoet bladeren gevlochten krans om zijn middel droeg. Hieruit ontstond een gewoonte om tijdens de midzomernacht rond een vuur te dansen en hierin kransen van Bijvoet te werpen. De draagster/drager van de krans zou dan het hele jaar tegen gevaar en ziekte beschermd zijn. Men wist in die tijd ook al dat de plant afdrijvende eigenschappen had. In vroegere tijden werd Bijvoet in de volksgeneeskunde gebruikt voor de behandeling van epilepsie en Sint vitusdans.
Eeuwenlang is de Bijvoet in verbinding gebracht met waarzeggerij en bijgeloof en is de werkelijke heilzame werking in vergetelheid geraakt. Er is geen enkel geneeskrachtig kruid wat heden zo onbeduidend geworden is als Bijvoet. Toch wordt het in de volksgeneeskunst van diverse landen noch zeer gewaardeerd wegens zijn heilzame werking op de vrouwelijke constitutie.